In Nederland werd onderzoek gedaan naar de invloed van de verzorging tijdens het transport op het wedstrijdverloop van duivenvluchten. Enkele opmerkelijke zaken kwamen daarbij aan het licht.

De verzorging van de duiven op transport op weg naar de lossingsplaats, kan een belangrijke invloed hebben op het wedstrijdverloop. Dat is één van de conclusies na enkele jaren onderzoek, en het bijsturen van het vervoer van de duiven (vooral qua reistijd, aankomsttijd, voederen en drenken van de duiven). Dat blijkt uit de publicatie ‘Het welzijn van wedstrijdduiven tijdens vervoer, lossing en op het thuishok’  – door Willem Mulder en Steven van Breemen - van dit onderzoek dat in Nederland werd uitgevoerd.

We selecteerden er enkele belangrijke ontdekkingen en conclusies voor u uit.

Voor een goed verloop van een duivenvlucht is een drietal factoren van groot belang:

1. De conditie van de duif op het moment van inkorven;
2. De wijze van vervoer en de verzorging tijdens het vervoer naar de losplaats;
3. De weersomstandigheden tijdens het lossen en op de vluchtlijn.

Deze drie factoren bepalen gezamenlijk het succesvol verlopen van een wedvlucht.

Het voederen van enkel mais tijdens het transport lijkt voorbijgestreefd

Om het welzijn van onze duiven tijdens transport te bevorderen, en om aan de eisen van Dierenwelzijn te voldoen, worden vanuit de duivensport regels opgesteld (KBDB, NPO…) om het welzijn en de gezondheid van onze duiven te waarborgen. De overheid kijkt daarbij over onze schouders mee.

Onderweg zijnde duiventransporten (containers, cabine-express, vrachtwagens) moeten in principe vanuit een centraal punt digitaal uit te lezen zijn, uitgerust zijn met camera’s en een black box. Bij problemen dient er adequaat en direct actie te worden genomen. Net zoals dat nu al gebeurt bij veel transport ondernemers buiten de duivensport, zoals bij veetransporten of gekoelde transporten van levensmiddelen. De tijd van wat manden op een vrachtwagen met een zeiltje er over is voorgoed voorbij, en verleden tijd.

Een goede zaak in het kader van het welzijn van de duiven op transport, was het verminderen van het aantal duiven per mand. Verderop in deze bijdrage zal blijken waarom, door de rol van het aanwezige gehalte CO2 in de wagens. Tot op heden heeft de overheid de duivensport de gelegenheid gegeven om de welzijnsomstandigheden voor duiven tijdens transport grotendeels zelf in te vullen. Laten we dat aub zo goed mogelijk en in alle openheid proberen te doen.

Verzorging tijdens transport
Duiven die ingekorfd worden op vluchten met 2 of 3 dagen mand, worden tijdens hun transport naar de lossingsplaats gevoederd. Dit is in hoofdzaak mais. Wellicht omdat dit van oudsher de gewoonte was, wordt/werd dit ook tot vandaag de dag aangehouden. Of dit ideaal is, trekken de onderzoekers in twijfel.  

Mais geeft immers warmte af en als het al behoorlijk warm is, zal alleen mais niet het meest gewenste transportvoer zijn voor duiven. Maar we voeren al zeker meer dan 50 jaar mais in de manden. Waarom zou dat dan nu ineens anders moeten? De duivensport is op veel gebieden tijdens de laatste 25 jaar flink veranderd. Als eerste kunnen we noemen: de selectie van de duiven voor de verschillende onderdelen. Duiven die het goed doen op de dagfond of op de overnacht fond, worden daarop speciaal geselecteerd. En daaruit kweken we weer duiven uit die op die specifieke onderdelen steeds beter en beter worden. Echter wat betreft het verstrekken van het meest geschikte transportvoer zijn we stil blijven staan.

De voeding voor de duiven heeft de laatste 25 jaar ook een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Die is helemaal aangepast aan de vlucht, de weersomstandigheden en de afstanden die gespeeld worden. Zelfs op de geschatte vlieguren. Dankzij windtunnel testen die door wetenschappers met duiven zijn uitgevoerd kennen we het exacte vetverbruik per vlieguur. Koolhydraten voor het eerste uur vliegen, eiwitten voor de spieren en vetten als de belangrijkste brandstof. Er is wetenschappelijke kennis over welke koolhydraten, welke eiwitten, welke vetten en op welk moment het beste gevoerd kunnen worden.

Aan voedingsdeskundige Willem Mulder werd gevraagd om een nieuw transportvoer (mengeling) samen te stellen. Willem koos voor granen en zaden die duiven graag eten, die voor zowel koude als warme omstandigheden nuttig zijn en die vocht toevoegen aan het lichaam zoals: mais (3 soorten), tarwe, milocorn, witte dari, saffloorpitten, hennep, een klein percentage erwten en een ruim percentage gepolijste rondrijst. Dit voor de vochtbalans in het lichaam, en in de hersenen voor een goede oriëntatie.

Doel was dat er keuze is voor de duiven onder verschillende omstandigheden, zodat er zoveel mogelijk duiven gaan eten en drinken. In vorm zijnde duiven eten de laatste dagen voorafgaand aan de inkorving met name overwegend kleine(re) zaden en granen.

Het convoyage-voer bestaat uit ofwel enkelvoudige maïs ofwel een mengeling dat voldoet aan de volgende eisen:

  1. bestaande uit minimaal 50% mais, maximaal 10% peulvruchten, aangevuld tot honderd procent met granen en zaden;
  2. bestanddelen hebben een korrelgrootte van minimaal 3 mm;
  3. bestanddelen komen algemeen voor in duivenvoeders;
  4. bestanddelen hebben een hoge houdbaarheid.

Het doel was het welzijn van de duiven te verbeteren tijdens het transport door alle duiven voldoende te laten eten en drinken zodat zij beter voorbereid zijn op de vlucht naar het thuishok. Bij 22°C heeft de duif al 1,7 ml water per uur nodig. Is de duif 10 uur op transport, dan verliest deze 4% van zijn lichaamsgewicht. Bij 24°C is de waterbehoefte 2,6 ml per uur. Tijdens 10 uur op transport verliest de duif 8% van het lichaamsgewicht. Als de lichaam- en hersenfuncties beter functioneren middels voldoende vocht en voeropname, zullen de duiven zich mogelijk beter kunnen oriënteren, sneller en in goede conditie thuiskomen om de week erna zonder problemen opnieuw te kunnen worden ingekorfd.

 

Wat bleek er nu uit de testen?

De testen met het duivenvoer met nieuwe samenstelling werden uitgevoerd op de Afdelingsvluchten in Nederland, en niet op nationale vluchten uit het oogpunt van concurrentievervalsing. Zowel de convoyeurs als de liefhebbers kregen testformulieren om in te vullen.

De testformulieren voor het transport

De convoyeurs dienden na elke vlucht een vragenlijst in te vullen met vragen zoals:

-hoe laat werd er van de verzamelplaats vertrokken naar de losplaats?
-waar en hoe laat werden er tussenstops gemaakt?
-wel/geen water gegeven tijdens de tussenstop?
-hoe lang duurde de tussenstop?
-hoe laat op de losplaats aangekomen?
-hoe laat voor het eerst water gegeven op de losplaats?
-hoe laat voer gegeven?
-eten de duiven goed?
-eten ze allemaal?
-wat laten ze liggen?
-hoeveel eten de duiven precies en wordt dat na verloop van tijd meer of minder?
-hoeveel drinken de duiven en hoeveel keer moet er water worden bij gegeven?

Alles met de bedoeling om te kijken waar nodig het welzijn van de duiven verder kon worden verbeterd.

De testformulieren voor op het thuis hok

Op het testformulier dienden de deelnemers ook in te vullen hoe de duiven door hen thuis werden voorbereid naar de vlucht toe. Verder werden een aantal zaken ingevuld zoals:

-hoe vlot kwamen de duiven als team thuis?
-hoe was de conditie bij thuiskomst?
-was er gewichtsverlies te constateren?
-waren ze dorstig?
-waren ze hongerig?
-hoe was de eerste mest?
-was er voldoende aandacht voor de partner?
-hoe was de mest de volgende dag?
-hoe was het herstel?
-wel of geen slagpennen op het hok gevonden tijdens de eerste dagen na thuiskomst?
-wel of geen dons rui?
-was er de volgende dag veel of juist weinig trainingslust?

De convoyeurs dienden zich te houden aan een vooraf afgesproken vertrek- en aankomstschema zodat de duiven steeds op dezelfde gezette tijden water en voer ter beschikking kregen. De verbazing bij de convoyeurs was groot toen er na het voeren steeds weer water moest worden bijgevuld. Dit was nog nooit eerder voorgekomen. Zeker niet bij lagere temperaturen in het begin van het seizoen. Dit bleef het geval tot en met de laatste vlucht. Wel bleef het kleinere voer de eerste twee transporten het langst liggen. Daarna werd alles direct goed opgegeten. De duiven deden wel langer over het opeten van het voer. Na een aantal vluchten bleek ook, dat er naast meer water ook meer voer werd gegeten. Zodoende werd eerst 25% en later zelfs 50% meer voer gegeven (22 tot 23 gram per duif). Dit voer werd allemaal opgegeten. De convoyeurs waren unaniem zeer tevreden over deze nieuwe transportmengeling.

Wat ondervonden de liefhebbers nu bij en na thuiskomst van hun duiven?

Van de ingezonden rapportage formulieren werd steeds de beste en de slechtste uit het onderzoek genomen zodat een gemiddeld beeld ontstond. Uit de testen kon het volgende worden geconcludeerd: de duiven kwamen over het algemeen goed af. Er was nauwelijks gewichtsverlies. Geen dorst mits voldoende rust tijdens transport, na tijdige aankomst op de losplaats en als de regels strikt werden nageleefd. Goede interesse in de partner, goede mest, dons op de mest, goed herstel en prima eerstvolgende training. Zo wil iedere liefhebber zijn duiven graag thuis krijgen van de wedvlucht.

Op sommige vluchten werd er honger en dorst vastgesteld. Dit had steeds te maken met een te laat vertrek en te laat aankomen op de losplaats. Als de duiven te laat op de losplaats aankomen, dus onvoldoende rust krijgen en er na aankomst te snel wordt gevoerd, wordt er slecht gegeten en gedronken. Het overgebleven voer wordt bevuild en later niet meer opgegeten. Het gevolg is dat de duiven uitgedroogd en hongerig thuis komen met teveel gewichtsverlies

Bijzondere test

De eerste uitgevoerde testen dateren reeds van een 10-tal jaar terug. Zo kende toen de eerste van de twee hete dagfond vluchten een zeer slecht vluchtverloop. De thuis komende duiven waren dorstig en hongerig met teveel gewichtsverlies.
Bij de volgende hete dagfond vlucht (2 weken later) werd door Steven van Breemen geadviseerd om de duiven over twee auto´s te verdelen en horizontaal en verticaal lege rijen manden voor extra frisse lucht en ventilatie open te laten. Ook werd het aantal duiven in de mand terug gebracht naar 18 stuks. Het verloop van deze vlucht was uitstekend en veel beter dan de vlucht verlopen van de overige afdelingen. Waarom?

Koolstofdioxide
Koolstofdioxide(CO2) in te hoge concentraties veroorzaakt een verzuring van het lichaam en beïnvloedt als zodanig sterk de prestaties. Het verstoort namelijk de omzetting van energie bestemd voor de spieren. Alle dieren, zo ook duiven, ademen CO2 uit met hun ademlucht. Dit moet worden verwijderd door de ventilatie in de duivenwagen. Het CO2-gehalte in de ingeademde lucht neemt toe bij onvoldoende ventilatie en bij veel duiven in de mand, of (te) veel manden in de wagen. Het heeft dus zeker grote voordelen voor het welzijn van de duiven als de belading en de aantallen duiven in de mand bij warm weer wordt aangepast.
Iets waar de jongste seizoenen werd op ingespeeld (o.a. ook door de KBDB in België), met vermindering/aanpassing van het aantal duiven per mand (vooral op snelheid en kleine halve fond).

Conclusie
Als:
1) de juiste vertrektijden worden nageleefd,
2) aan de duiven tijdens de tussenstop(s) altijd water wordt gegeven,
3) het transport ´s middags tijdig (in het onderzoek spreekt men van uiterlijk om 14.00 uur) op de losplaats is aangekomen,
4) de duiven direct van water worden voorzien en
5) de belading bij heet weer wordt aangepast,
kenden de wedvluchten zonder uitzondering een uitstekend verloop. De transportmengeling werd door veel meer duiven gegeten waardoor er na de maaltijd veel meer werd gedronken. De duiven kwamen zo fitter thuis zonder dorst en honger.

Vluchten met jonge duiven

Het zijn juist onze jonge duiven die het water drinken nog niet of niet helemaal onder de knie hebben als de vluchten beginnen. Juist een goede vochtbalans is essentieel voor de oriëntatie van duiven. Zonder voldoende vocht in de hersenen is de oriëntatie slecht tot bijna onmogelijk en zullen de verliezen groot zijn. Ook is vocht nodig voor het koelen van het duivenlichaam tijdens transport en de vlucht naar het thuishok.
Opdracht dus voor de liefhebbers zelf om thuis de jonge duiven op tijd aan te leren om in de reismand te drinken. Nog beter zou zijn om de jonge duiven thuis al aan het transportvoer te laten wennen

Witte rondrijst aanbevolen

Het is aan te bevelen om in de mengeling de gepolijste rondrijst speciaal voor jonge duiven toe te voegen en minder mais in de mengeling op te nemen, omdat jonge duiven van nature minder gemakkelijk mais opnemen. Rondrijst is licht verteerbaar en neemt veel vocht op. Deze korrels voldoen aan de grootte van 3 mm en zijn ovaal rond van vorm. De lange witte rijstkorrels voldoen niet aan de voorwaarden. Voorstel zou zijn om tussen de 7,5 en 15% rondrijst toe te voegen. Natuurlijk zijn ook oude duiven daarbij gebaat als het heet weer is.

De overnachtduiven

Het is ook toegestaan om maximaal 10% peulvruchten in een transport mengeling te doen. De achterliggende gedachte is, dat bij duiven die langer dan twee tot drie nachten in de mand zitten, de eiwit stofwisseling stopt. Met name van het zwaar verteerbare deel uit peulvruchten. Als de vlucht zwaar is, zullen de spieren van de duiven ook meer van dat soort eiwit nodig hebben en dat is dan niet meer beschikbaar. Met alle gevolgen van dien. Als we een klein deel peulvruchten toevoegen, is het zeer waarschijnlijk dat er meer duiven gaan thuiskomen op de dag dat we die graag willen klokken. Een wat lager percentage is beter (de 10% is de bovengrens), maar 10% is voor de duiven nog redelijk goed te verteren. Te veel peulvruchten werken juist weer de verkeerde kant op, dus dit is echt wel de ultieme grens.

Andere voordelen

Als het erg warm is hebben de duiven geen behoefte aan voer dat alleen maar meer warmte geeft. Mais dus. Als ze dan naast de minimale hoeveelheid van 50% mais ook kunnen kiezen voor andere granen en zaden, is dat alleen maar gunstig. Ze zullen dan ook zeker voor de rondrijst kiezen. Dat houdt vocht vast en geeft meteen ook evenveel energie als dat van de mais. Dat is een groot voordeel en een flinke verbetering voor de duiven. De eerste één tot twee keer een transport mengeling voeren is voor de duiven even wennen. Maar daarna levert het alleen maar voordelen op voor de sport die we samen beoefenen.

Wateropslag en water geven

Het water dient schoon te zijn en zonder ziektekiemen. Het is daarom van groot belang, dat de watertanks na de vlucht worden geleegd, gereinigd en gedroogd, voordat er weer schoon water in komt voor een volgende vlucht. We moeten de fouten kunnen opsporen en niet onze schouders ophalen als er iets mis is gegaan. De duiven mogen nimmer de dupe zijn. Daar moeten we voor waken.

Omdat de ademhaling van een duif dus tijd nodig heeft om perfect te kunnen functioneren, is het raadzaam om met name voor de vluchten met jonge duiven de aantallen duiven in de mand naar aan te passen. Tijdens de zomermaanden komt vaak extreem weer voor en dan heeft een duif veel meer zuurstof nodig om zich optimaal te kunnen koelen tijdens het transport naar de losplaats. Het moge duidelijk zijn dat dit positief wordt beïnvloed door minder duiven in de mand te doen en de belading aan te passen. Wat nog te vaak gebeurd is, dat wanneer er veel jonge duiven zijn verspeeld, de week erop twee containers worden samen gevoegd tot één. En dat die ene container van de bodem tot de nok wordt vol gestouwd. Overal wordt nog een duif extra in de mand gedaan omdat er geen plaats meer is voor de restmanden. Dit bespaart uiteraard geld maar de verliezen nemen er zeker niet door af. Bedenk dat iedere jonge duif die wordt verspeeld nooit meer een euro oplevert ten bate van de vervoerskas. Het welzijn van onze duiven moet te allen tijde voorop staan. Het mes snijdt hier aan twee kanten!

We moeten echt meer denken in oplossingen en niet in problemen.

Geïnteresseerden kunnen het volledige verslag van deze testen en studies er op nalezen door op onderstaande link te klikken.

 Transport en welzijn van wedstrijdduiven tijdens vervoer, lossing, en op het thuishok

Met dank aan Steven van Breemen en Willem Mulder voor het ter beschikking stellen van hun bijdrage over dit onderzoek.

N.B. Intussen vernamen we dat ook de Belgische Verstandhouding inspeelt op deze vaststellingen, en voor de 3 internationale vluchten waarvan zij inrichter zijn – Barcelona, St.Vincent en Perpignan – een dergelijke nieuwe transportmengeling liet aanmaken, om aan de duiven te voederen tijdens het transport. Een initiatief dat de duivenliefhebbers alleen maar kunnen toejuichen, en dat hopelijk ook snel zijn vervolg zal kennen op de andere nationale (fond)vluchten.